Moet de indexering van de onderhoudsbijdrage nog worden gevorderd voor de rechtbanken?
Vóór de wet van 19 maart 2010 moest de aanpassing van de onderhoudsbijdrage aan de index steeds worden gevorderd. Slechts dan kon in een vonnis of arrest door de Rechtbank of Hof hierover uitspraak worden gedaan en deze vervolgens worden toegepast. Ouders moesten uitdrukkelijk vermelden in hun overeenkomsten of er een indexering werd voorzien. Deden ze dat niet, dan konden ze geen aanspraak maken op een indexering. Sedert de wet van 19 maart 2010 is er evenwel sprake van een indexering van rechtswege. De indexering hoeft nu dus niet meer in een vonnis of een overeenkomst te worden vermeld.
Hoe wordt deze bijdrage van rechtswege berekend? (art. 203 van het B.W.)
Werd de onderhoudsbijdrage bij vonnis opgelegd? Dan is de basisbijdrage gebonden aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van de maand die voorafgaat aan de maand waarin het vonnis werd uitgesproken.
De bijdrage die bij overeenkomst werd bekomen, is gebonden aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van de maand die voorafgaat aan de maand waarin de overeenkomst werd gesloten. Zowel de rechter als de ouders (bij overeenkomst) kunnen afwijken van de wettelijke bepaalde indexeringsformule.
Hoever kan worden teruggegaan in de tijd om de onderhoudsbijdrage aan te passen aan de index?
Artikel 2277 B.W. voorziet een verjaringstermijn van 5 jaar. Deze termijn is beperkt tot 5 jaar om te voorkomen dat er een kapitaalschuld zou ontstaan in hoofde van de onderhoudsplichtige.
Bereken hier de onderhoudsbijdrage
Zijn er toch nog een aantal onduidelijkheden wat betreft het berekenen van het onderhoudsgeld? Neem dan gerust contact op met één van gespecialiseerde advocaten.