Meer en meer koppels leven jarenlang ongehuwd samen alvorens zij in het huwelijksbootje stappen. Kan met de duur van het samenleven vóór het huwelijk rekening gehouden worden voor het bepalen van de duur van de uitkering na echtscheiding?
Het uitgangspunt is immers dat de duur van de uitkering na echtscheiding niet langer mag zijn als die van het huwelijk. Hoewel in het oorspronkelijke wetsontwerp was voorgesteld dat de rechter de mogelijkheid zou hebben om rekening te houden met de duur van het samenleven vóór het huwelijk, werd deze bepaling in het definitieve ontwerp niet weerhouden.
De rechter beschikt aldus niet over de mogelijkheid om ab initio een langere termijn te bepalen in functie van het voorhuwelijkse samenleven.
Dit kan nochtans tot onbillijke situaties leiden. Denk maar aan de situatie waar een vrouw of man die haar/zijn betaalde arbeid heeft opgegeven, slechts voor de duur van het kortstondige huwelijk een uitkering krijgt, hoewel de partijen voorafgaandelijk langdurig hebben samengewoond.
Dient deze vrouw of man zich gewoon neer te leggen bij de korte duur van de uitkering? Nee, in de wet werd namelijk voorzien in de mogelijkheid voor de rechtbank om de termijn van de uitkering te verlengen in geval van buitengewone omstandigheden.
De uitkeringsgerechtigde dient dan aan te tonen dat hij bij het verstrijken van de oorspronkelijke maximale duurtijd, om redenen onafhankelijk van zijn wil, nog steeds in staat van behoefte verkeert.
Deze verlening is echter pas mogelijk bij het verstrijken van de oorspronkelijke termijn. Er kunnen aldus niet ab initio buitengewone omstandigheden worden ingeroepen om een verlenging van de maximumtermijn te bekomen.