Over de vraag of een bestuurder mag concurreren met een vennootschap waarin hij als bestuurder fungeert, bestaat er reeds geruime tijd eensgezindheid. De loyauteitsplicht van bestuurders impliceert een verbod op concurrentie.
Hoe zit het evenwel met concurrentie na de beëindiging van het bestuurdersmandaat? Deze vraag leidt vaak tot juridische discussies. Is er dan ook een inherent concurrentieverbod? En kunnen er hieromtrent contractuele regelingen worden getroffen? Hieronder lichten wij het antwoord toe.
Loyauteitsplicht tijdens duur van het mandaat
Uit de verplichting om het mandaat van bestuurder van een vennootschap te goeder trouw uit te oefenen, volgt dat een bestuurder ten aanzien van de vennootschap in principe gehouden is tot een loyauteitsplicht.
Tenzij – best schriftelijk – anders overeengekomen in onderling overleg, mag de bestuurder derhalve geen activiteiten uitoefenen die concurreren met de door de vennootschap uitgeoefende activiteiten. Deze concurrerende activiteiten mogen ook niet onrechtstreeks worden uitgeoefend (bijvoorbeeld in de hoedanigheid van aandeelhouder of medewerker).
Kan een bestuurder concurreren met de vennootschap na afloop van zijn mandaat?
Tot het arrest van 25 juni 2020 van het Hof van Cassatie was er verdeeldheid in de rechtspraak en rechtsleer over de vraag of er op de bestuurder een post-contractueel concurrentieverbod rust dat voortvloeit uit de loyauteitsplicht. Bepaalde rechtspraak oordeelde immers dat het concurrentieverbod bleef nawerken na het beëindigen van het bestuurdersmandaat (bijvoorbeeld tussen de 6 maanden tot 1 jaar).
Het voorgaande staat evenwel haaks op de principiële vrijheid van handel en nijverheid. Het Hof van Cassatie wees in haar arrest van 25 juni 2020 deze redenering inzake een aan het bestuurdersmandaat inherent post-contractueel concurrentieverbod dan ook af. Bestuurders zijn hiermee in principe vrij om, onmiddellijk na de beëindiging van hun mandaat, concurrerende activiteiten uit te oefenen – iets wat ondernemingen voortaan in hun achterhoofd dienen te houden.
Contractuele bescherming
Hoewel de bestuurder geen loyauteitsplicht meer heeft vanaf de beëindiging van zijn mandaat, staat het partijen uiteraard vrij om afwijkende afspraken te maken rond concurrentie.
In die zin zou een clausule inzake niet-concurrentie (eventueel ook inzake niet-afwerving en geheimhouding) kunnen worden opgenomen in bijvoorbeeld een managementovereenkomst (voor operationele taken) of een bestuurdersovereenkomst (voor bestuurderstaken).
Een bestuurdersovereenkomst is voor bestuurders van een NV bovendien ook interessant om afspraken te maken inzake een opzegtermijn of opzegvergoeding, aangezien de dwingende regels omtrent de ad nutum afzetbaarheid in de nieuwe vennootschapswetgeving (het “WVV”, oftewel het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen) zijn afgeschaft.