Ruiters en paarden zijn in bepaalde streken vaak voorkomende weggebruikers. Het is van groot belang dat bestuurders op de openbare weg op de hoogte zijn van hoe zij dienen te handelen wanneer ze ruiter en paard aantreffen op hun route. Op deze manier kunnen ongevallen en gevaarlijke situaties vermeden worden.
De Belgische Wegcode bevat specifieke regels voor bestuurders in dergelijke situaties. Niet alleen ruiters dienen dus bepaalde regels te volgen, ook voor andere weggebruikers gelden er specifieke regels. Deze regels zijn niet enkel van toepassing op automobilisten, maar ook op motorrijders en (brom)fietsers.
Een paard is een vluchtdier waardoor ze de neiging hebben om te vluchten als er iets in hun ogen een gevaar vormt. Dit is het instinct van het paard waar de ruiter niets aan kan veranderen. Een paard is daarnaast ook een dier dat snel schrikt. Een onverwacht geluid of een plotse beweging kan voldoende zijn om het dier van slag te brengen. Een paard kan dan steigeren, achteruit trappen of zelfs helemaal van slag raken. Om dit te voorkomen, heeft de Wegcode enkele regels opgenomen omtrent de correcte gedragingen die andere weggebruikers moeten stellen wanneer ze een paard en ruiter op de openbare weg treffen.
In het tweede deel van deze driedelige serie bespreken we die specifieke regels en geven we daarnaast enkele tips hoe een weggebruiker veilig kan omgaan met paarden en ruiters.
Help, een ruiter in het verkeer
Verlaag snelheid. Artikel 10.3 van de Wegcode beschrijft het als volgt:
“Elke bestuurder moet vertragen wanneer hij trek-, last- en rijdieren of vee op de openbare weg nadert. Hij moet stoppen indien deze dieren tekenen van angst vertonen.”
Deze tekenen zijn onder andere: trippelen, zijsprongen maken, willen ontsnappen aan de ruiter, schichtig rondkijken, door de neusgaten blazen, steigeren, slaan met de achterpoten … (art. 10.3 Wegcode) Bij paarden staan de ogen langs de zijkant van hun hoofd waardoor ze een heel breed gezichtsveld hebben. Paarden zullen dus bepaalde bruuske bewegingen en andere bronnen van stress sneller opmerken dan de ruiters.
Bestuurders dienen aldus in de buurt van paarden op de baan hun snelheid aan te passen. Het is belangrijk om de snelheid drastisch te verlagen tot een stapvoets tempo wanneer een paard en ruiter zijdelings ingehaald worden. Wanneer een bestuurder een ruiter en paard kruist, kan het nodig zijn om de motor van het voertuig uit te zetten tot het paard op een veilige manier gepasseerd is. Op deze manier wordt angstig gedrag bij het dier voorkomen waardoor de kans op ongelukken geminimaliseerd wordt.
Afstand houden. Wanneer een bestuurder op de baan een paard tegenkomt, dient hij voldoende zijdelingse afstand te houden wanneer hij het dier wenst in te halen.[1] Om ervoor te zorgen dat een bestuurder veilig kan passeren en het paard zich niet bedreigd voelt, is een minimale afstand van anderhalve meter vereist. Vertraag dus sterk en zorg voor voldoende afstand bij het kruisen of inhalen van een paard.
Op smalle wegen mogen ruiters een volledig rijvak innemen. Ruiters mogen namelijk op de rijbaan rijden wanneer er geen specifiek pad voor hen voorzien is. Wanneer de baan te smal is, moet een bestuurder wachten tot het veilig is om in te halen. Een bestuurder mag de ruiter daarbij niet opdringen.
Plotse bewegingen en lawaai zijn uit den boze. Paarden zijn zeer gevoelig aan geluid, waardoor ze hiervan snel kunnen schrikken. Wanneer een paard schrikt, kan dit gevaarlijk zijn voor alle weggebruikers en niet enkel voor het paard en de ruiter zelf. Bestuurders moeten volgens de Wegcode hun rijgedrag aanpassen aan de omstandigheden (art. 7, §1, tweede lid Wegcode). Dit houdt bijgevolg in dat een bestuurder bij het tegenkomen van een paard ten alle tijden moet vermijden om veel lawaai te maken, zoals bijvoorbeeld claxonneren.
Ook wanneer een bestuurder een lading met zich mee draagt, is hij verplicht de nodige maatregelen te nemen om te voorkomen dat de lading door lawaai het paard zou doen schrikken (art. 45.5 Wegcode).
Handsignalen van de ruiter, let op. Ruiters hebben het recht om handgebaren te gebruiken om aan te kondigen welke beweging ze gaan maken. Zo zal een ruiter vaak zijn hand opsteken om aan te geven dat een bestuurder moet vertragen. Een bestuurder kan deze handgebaren best respecteren.
Aan de hand van bovenstaande regelgeving en tips kunnen onveilige situaties voorkomen worden. De Wegcode is er niet alleen om de ruiter en het paard te beschermen, maar ook om ervoor te zorgen dat alle weggebruikers veilig kunnen blijven rijden.
[1] L. BREWAEYS en P. LENVAIN, “Inhalen” in X., “Bestendig Handboek Verkeer”, BHVK 2019, afl. 22, IV.11 – 5.